Onderzoek naar liespijn bij 83 voetballers

8 mei 2012

Liesklachten vormen maar liefst 12% van alle sportblessures in Nederland. Liespijn ontstaat door schieten, kappen, draaien, sprinten en komt veel voor bij voetballers. Het exacte onstaansmechanisme is onbekend waardoor er ook nog geen effectieve therapie bestaat tegen deze lastige blessure. Onderzoek onder 83 voetballers uit de Nederlandse Eredivisie leverde nieuwe inzichten op.

Liespijn betreft meestal irritatie van de heupbuigers of buikspieren en moet onderscheiden worden van een liesbreuk of de zogenaamde ‘sportershernia’. Met de wreeftrap wordt de grootste balsnelheid en dus grootste afstand bereikt. De vraag is nu hoe bij ervaren voetballers zo’n hardnekkige blessure kan ontstaan.


Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat die hoge balsnelheid niet door spierkracht wordt bepaald. Heel belangrijk is de techniek van het schot. Indien de techniek perfect is dan krijgt de bal de hoogste snelheid. Techniek wil zeggen dat bepaalde lichaamsdelen zoals armen, romp, bovenbenen, onderbenen en voet per sé in een bepaalde volgorde naar de bal moeten bewegen. Daarnaast blijkt dat indien de voetballers ook leniger zijn, de balsnelheid nog hoger wordt.


Voor NEC Nijmegen, Fysiotherapie Utrecht Oost en Fysiotherapie Dukenburg Nijmegen hebben fysiotherapeuten Han Tijshen, Igor Tak, Occo van IJsseldijk en Rob Langhout de lenigheid van 83 voetballers van vijf Nederlandse Eredivisie voetbalclubs in kaart gebracht.

Het gaat dan wel, heel belangrijk, om sportspecifieke lenigheid, dat wil zeggen beweeglijkheid van bepaalde spieren en gewrichten in de schiethouding. Het blijkt dat bij alle 83 gezonde profspelers beide benen even lenig zijn.
Daarnaast hebben deze fysiotherapeuten 35 voetballers (van diverse niveaus) op dezelfde manier onderzocht op lenigheid. Daarbij bleek dat het pijnlijke been van deze spelers, die nauwelijks of niet meer konden voetballen, 24% stijver was dan het gezonde been.

Het verbeteren van de lenigheid gaf in de meeste gevallen goed tot zeer goed resultaat (tot volledig spelen toe). Dit verklaart waarom bepaalde ‘liespijntherapieën’ die de heupbuigers oprekken meestal kortdurend goed effect hadden. Ook wordt hierdoor het goede effect van een operatief aangebracht ‘matje’ verklaard. Gebrekkige lenigheid veroorzaakt namelijk ook overbelasting van de buikspieren en buikwand.

Nu is het probleem dat het analyseren van het voetbalschot met het blote oog onmogelijk is omdat het veel te snel gaat (120 km/h) en te kort duurt (kwart seconde).
De enige manier om de voetbaltrap goed te analyseren is door middel van video-opnamen die dan vertraagd bekeken worden. Het is de bedoeling van de onderzoekers deze voetbaltrap wetenschappelijk te analyseren en het verschil met liespijnvoetballers aan te tonen. Dan is het ook beter mogelijk om de beste therapie en training te ontwikkelen.

 

Het is een uitdaging voor de nabije toekomst om met deze nieuwe visie in zowel het amateur- als betaald voetbal een einde te maken aan de langdurige blessureperioden en de hoge mate van terugval. Dit geldt in het bijzonder voor het betaald voetbal. Hoewel hier de medische zorg optimaal en de trainingsbelasting verantwoord plaatsvindt, is de voetbalbelasting het hoogst. Het zou betekenen dat deze methode effectief en waardevol is en ons in staat stelt goede criteria te ontwikkelen met betrekking tot Return To Play voor voetballers met liespijn.

 

 

Voor meer gedetailleerde informatie verwijzen wij u naar ons artikel in Sport & Geneeskunde nummer 1 maart 2012.