Rechtszaak over spelersaandeel in TV-rechten

9 januari 2004

Een langslepend conflict over de verdeling van de televisiegelden leidde tot een rechtszaak, die vrijdag 9 januari in Amsterdam diende. De spelers in het Nederlandse betaald voetbal willen dat de KNVB, de Eredivisie NV (ENV) en de vereniging Centrale Eerste Divisie (CED) weer overgaan tot het betalen van hun deel van de media-inkomsten. Negen jaar lang ontvingen zij een aandeel in de TV-rechten, totdat deze betalingen in 1999 plotseling gestaakt werden. Namens de spelers eist advocaat Pim de Vos nu 5 procent van de TV-opbrengsten.

Tot 1999 kregen de profvoetballers 1/37ste deel van die opbrengsten. In dat jaar besloten de clubs daar, zonder opgaaf van redenen, mee te stoppen. In het seizoen 1996-97 bedroeg de uitkering 2.069.299 gulden. De twee jaar daarop schommelde het bedrag rond de 1 miljoen gulden.


Mr. P. de Vos

Advocaat Pim de Vos pleitte voor de rechtbank nu voor een percentage van 5 procent, net als de profvoetballers in Engeland en Frankrijk ontvangen. De advocaat gaat daarbij uit van een bedrag van rond de 1,5 miljoen euro per jaar. Daarnaast zouden de clubs een naheffing tegemoet kunnen zien: De Vos wil met terugwerkende kracht het geld vanaf 1999 laten uitkeren.

De spelers beschouwen het aandeel in de TV-opbrengsten als een tegemoetkoming voor het zogenoemde portretrecht. De Vos: ‘Door negen jaar lang te betalen heeft de KNVB de rechtspositie van de spelers met betrekking tot het portretrecht erkend. Ik vraag om redelijkheid en billijkheid. De KNVB kan toch niet zomaar een afspraak negeren, die het negen jaar heeft geëffectueerd?’

Rechtbankpresident mevrouw Patijn vroeg zich af waarom er de afgelopen jaren niet echt fundamenteel op de tegenstellingen is ingegaan. Maar de VVCS en de centrale spelersraad (CSR) probeerde al direct na 1999 een percentage in een open onderhandelingen vast te stellen. Later werd getracht het spelersaandeel in de CAO betaald voetbal te regelen. Een overeen te komen bedrag zou in een sociaal fonds ten behoeve van de spelers gestort worden, zoals in veel andere landen te doen gebruikelijk is. Beide pogingen werden echter afgewezen, waardoor de VVCS en de CSR zich genoodzaakt voelden om naar de rechter te stappen.

Namens de KNVB sprak mr. D. Visser tegen dat er tijdens de negen jaar dat een percentage werd uitgekeerd sprake was geweest van portretrecht. En mr. Sven Klos meende namens de clubs dat voetballers bij hun club een contract ondertekenen in de wetenschap dat ze een product moeten leveren dat exploitabel is. Daarbij meende hij dat de CSR niet ontvankelijk zou zijn in deze procedure.

De CSR is in 1985 door het Bestuur Betaald Voetbal in het leven geroepen en heeft advies- en instemmingsrecht met betrekking tot de positie van de spelers binnen de sectie Betaald Voetbal.

De rechtbank zal nu op 25 februari met een uitspraak komen. Na de rechtszaak in Amsterdam, die viereneenhalf uur in beslag nam, verklaarden de CSR en de VVCS dat deze uitspraak met vertrouwen wordt tegemoet gezien.