Mondiale spelersvakbond FIFPro reageert op dopingakkoord FIFA en WADA

15 april 2004

Doping is zonder twijfel een van de meest besproken onderwerpen in de sportwereld. Ook in het voetbal is doping de laatste jaren steeds een gevoelig thema geweest. De mondiale spelersvakbond FIFPro, waarvan de VVCS deel uitmaakt, is – daarin is het altijd duidelijk geweest – tegen het gebruik van doping. De gezamenlijke verklaring van FIFA en WADA, die beide organisaties bij hun onlangs bereikte overeenkomst presenteerden, baart de FIFPro echter zorgen. FIFPro, die bij deze overeenkomst niet geconsulteerd is, heeft inmiddels een eigen dopingcomité geïnstalleerd.

FIFA president Joseph S. Blatter en voorzitter Dick Pound van het World Anti Doping Agency (WADA) hebben op 28 januari in Zürich een akkoord bereikt over dopingzaken. In een gezamenlijke verklaring presenteerden FIFA en WADA een tijdstraject dat zal leiden tot de formele bevestiging van hun overeenkomst op het FIFA Congres te Parijs in mei 2004.

Het bevreemdt FIFPro dat WADA en FIFA tot een gezamenlijke verklaring zijn gekomen, terwijl over de inhoud nog onderhandeld dient te worden. FIFPro vermoedt dat deze ongebruikelijke volgorde is ingegeven door de komende Olympische Spelen van Athene. WADA liet al eerder dreigend weten dat sportbonden die de WADA-code niet accepteren het risico lopen voor de Spelen uitgesloten te worden.

Uit onderhandelingen met de FIFA heeft FIFPro begrepen dat de gezamenlijke verklaring nog niet betekent dat de FIFA ook zonder meer akkoord zal gaan met implementatie van de WADA-code in het voetbal.

Dat is enigszins geruststellend, want hoewel FIFPro doping – net als WADA en FIFA – zeer serieus neemt, heeft het een aantal ernstige bezwaren tegen de WADA-code.

Het belangrijkste doel van de Code is harmonisatie van regels en sancties. FIFPro meent dat een belangrijk aspect van de harmonisatie niet bereikt wordt. De Code staat atleten toe over de hele wereld onderworpen te worden aan de regels van nationale anti-dopingorganisaties, terwijl deze organisaties feitelijk geen autoriteit hebben om dopingcontroles onder de Olympische vlag uit te voeren. De regels van deze nationale organisaties kunnen per land variëren, met name op het gebied van het beoordelen van de dopingresultaten en de disciplinaire procedures. Dit dient zo snel mogelijk gereguleerd te worden in het belang van de wettelijke veiligheid van de atleten.

Naar de mening van FIFPro voorkomt de Code ook niet dat een atleet onderworpen kan worden aan meervoudige buiten-de-competitie-testen’ door verschillende organisaties in eenzelfde periode, wat uiteraard inefficiënt is en onnodige kosten met zich meebrengt.

FIFPro is het ook niet eens met een schorsing van twee jaar, die standaard opgelegd wordt zonder overweging van de gevolgen van de sanctie voor de speler. Afhankelijk van de omstandigheden (prof- of amateurstatus, individuele- of teamsport, leeftijd, lengte, carrièreduur, etc.) kan een schorsing van twee jaar te streng of misschien juist wel niet streng genoeg zijn.

Een positieve test kan het gevolg zijn van onachtzaamheid, een vergissing of een fout van de artsen, trainers of coaches. Deze elementen zijn buiten de Code gehouden.

De poging tot het gebruik van doping word ten onrechte gelijkgesteld aan het daadwerkelijk gebruik van doping. En handel in doping en dopingbezit worden op dezelfde wijze behandeld. Er wordt bovendien geen onderscheid gemaakt in sancties voor een speler die op reguliere basis doping neemt en een speler die onbewust een minimale dosis neemt van een verboden middel dat nauwelijks effect heeft op zijn sportieve prestaties. FIFPro vindt het discriminerend om verschillende zaken op dezelfde wijze te behandelen.

De Code maakt ook inbreuk op de privacy van de spelers. De verplichting om voortdurend je verblijfplaats te moeten rapporteren is een ernstige schending van de privacy. Daarnaast worden de bevindingen van de anti-doping autoriteiten gepubliceerd, waarbij vaak de namen van de betrokken atleten worden bekend gemaakt.

Wanneer er in geval van daadwerkelijk dopinggebruik eerder sprake is van een verslaving dan van een bewuste misleiding van de dopingregels zou in de reglementen opgenomen moeten worden dat de speler kan terugvallen op professionele hulp. Een consult en een daaropvolgende behandeling zouden moeten leiden tot rehabilitatie en tenslotte terugkeer naar zijn vroegere werkomgeving.

FIFPro is tegen het gebruik van doping, maar vindt dat er in de huidige code veel te weinig aandacht is voor preventieve maatregelen. De voetbalorganisaties dienen hun verantwoording te nemen en veel meer tijd en geld te besteden aan voorlichting en educatie.

Daarnaast is individual case management een voorwaarde voor FIFPro. Het kan niet zo zijn dat een speler die een dopingtest overslaat vanzelf de standaardschorsing van twee jaar krijgt opgelegd. Een buitenproportionele straf van 20 % van iemands werkzame leven, er vanuit gaande dat een gemiddelde voetbalcarrière tien jaar duurt. De WADA-code gaat nu volledig voorbij aan individuele omstandigheden.

Wanneer een speler op grond van de regels geschorst moet worden dient er in de strafmaat – anders dan nu het geval is – een onderscheid gemaakt te worden tussen poging tot gebruik en daadwerkelijk gebruik van doping, en tussen een weigering of het missen van een dopingtest en daadwerkelijk gebruik van doping. Daarnaast is FIFPro van mening dat ook de (club)artsen verantwoordelijkheid dragen en wenst FIFPro een discussie te voeren over de inhoud van de dopinglijst.

Bovendien is FIFPro van mening dat een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan moet worden in de aangesloten landen om de nationale wetgeving met betrekking tot doping in kaart te brengen.

FIFA heeft FIFPro erkend als the exclusieve collectieve internationale stem van de mondiale professionele voetballers, maar FIFPro is totnogtoe niet betrokken bij de onderhandelingen.

Teneinde haar standpunten duidelijker kenbaar te kunnen maken heeft FIFPro tijdens haar laatste bestuursvergadering van 19 maart te Amsterdam een eigen dopingcomité geïnstalleerd, dat voorlopig als volgt is samengesteld: Voorzitter van het comité is de Italiaan Leonardo Grosso, vice-voorzitter van de AIC en FIFPro en als advocaat gespecialiseerd in dopingzaken. Andere leden van het comité zijn vooralsnog John Bramhall, verantwoordelijk voor dopingzaken bij de Engelse PFA, de Fin Mika Palmgren en mr. Louis Everard van de Nederlandse VVCS. Deze samenstelling is niet definitief: ook de overige FIFPro-landen worden aangezocht hun experts voor te dragen. Het secretariaat van het comité zal gevestigd worden in Gouda en onder leiding komen te staan van mr. Wil van Megen.

Het comité zal in april voor het eerst bijeenkomen. Inmiddels heeft FIFA informeel laten weten het FIFPro-comité graag te willen uitnodigen. Op 16 april vindt er in Kopenhagen een bijeenkomst plaats tussen FIFPro-president Gordon Taylor en de minister van Sport van Denemarken, Brian Mikkelsen, tevens vice-president van WADA, met doping als belangrijkste onderwerp. Ook de EPFL, de organisatie van Europese Leagues, heeft FIFPro verzocht doping op de agenda te zetten van de Sociale Dialoog, die de twee partijen onder auspiciën van de Europese Commissie voeren.

De UEFA tenslotte heeft FIFPro gevraagd in de gezamenlijke reguliere besprekingen doping tot gespreksonderwerp te maken, hoewel FIFPro in eerste instantie doping als een mondiaal probleem ziet.

FIFPro zal in het belang van de spelers en van het voetbal, alle mogelijkheden benutten om de huidige WADA-code te verbeteren.