Aandeel van spelers in TV-gelden

25 februari 2004

De rechtbank te Amsterdam heeft vandaag in haar uitspraak negatief geoordeeld over de vorderingen van de VVCS en de CSR inzake het aandeel van de spelers in de TV-gelden. De spelersvakbond en de centrale spelersraad hadden, gesteund door 600 volmachten van spelers uit het betaald voetbal, een procedure aangespannen omdat de KNVB en de clubs uit de ere- en eerste divisie vanaf 1999 niet langer bereid waren een aandeel van de TV-gelden over het Nederlandse competitie- en bekervoetbal aan de Stichting Fondsen Beroepsvoetballers uit te keren. Voor de laatste seizoenen – tussen 1996 en 1999 – betrof dat aandeel steeds 1/37 deel, wat gelijk stond aan ongeveer een miljoen euro.

De VVCS en de CSR hadden namens alle Nederlandse voetballers vanaf 1999 een aandeel geëist van 5% van de opbrengst van de TV-rechten. De vorderingen van de VVCS en de CSR waren gebaseerd op:

a. de erkenning van het verworven recht op een spelersaandeel in het verleden (vanaf 1985 tot en met 1999). VVCS en CSR hadden de rechtbank voorgesteld bewijs te mogen leveren voor deze erkenning, welk bewijsaanbod door de rechtbank is genegeerd.

b. het aantoonbaar kunnen maken dat zowel de clubs als de KNVB van 1985 tot en met 1999 daadwerkelijk een spelersaandeel hebben uitgekeerd. Uit het gedrag van clubs en KNVB hebben de VVCS en de CSR mogen afleiden dat clubs en KNVB dit recht hadden erkend. De rechtbank deelt echter deze mening niet.

c. een beroep van de VVCS en de CSR op artikel 21 van de auteurswet in het kader van het portretrecht. De rechtbank heeft naar de mening van de VVCS en de CSR ten onrechte geoordeeld dat de spelers geacht worden bij ondertekening van hun arbeidscontract aan de clubs toestemming te hebben verleend om die rechten te exploiteren. De VVCS en de CSR blijven van mening dat dit niet het geval is. Het is immers niet voor niets dat Vitesse en PSV in hun arbeidscontracten spelers afstand laten doen van diezelfde aanspraken op het spelersaandeel.

De VVCS en de CSR zijn met advocaat Pim de Vos van mening dat de uitspraak van de rechtbank onjuist is: blijkbaar heeft de rechtbank in deze unieke zaak, waarin nog geen precedent is geweest, het niet aangedurfd om een principiële uitspraak te doen. De rechtbank gaat onvoldoende in op de door de VVCS en de CSR aangedragen argumenten. Ook gezien het belang voor de spelers in het kader van het portretrecht is dan ook besloten in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

De VVCS en de CSR zien voldoende aanknopingspunten om de uitspraak bij het Gerechtshof in Amsterdam in hoger beroep met vertrouwen tegemoet te zien.

Achtergrondartikelen:

Meer achtergronden over deze procedure zijn op deze website te vinden in de artikelen die worden aangegeven nadat bij de link Zoek nieuws de zoekopdracht TV-rechten is ingetoetst. Met name de artikelen van 24-9-2001, 29-5-2003 en 9-1-2004 schetsen een duidelijk beeld van het voorafgaande.