Homofobie in voetbal is te bestrijden

5 november 2014

Sinds vorig jaar staat homofobie in het betaalde voetbal op de kaart. Oud-spelers, coaches en voetbalanalisten hebben zich in het debat geroerd. Maar nog nooit is aan de hoofdrolspelers zélf gevraagd hoe zij tegen dit ‘laatste taboe’ aankijken.

Het onderzoek ‘Voetbal en homo-acceptatie’ van de Vereniging van Contractspelers (VVCS) en de John Blankenstein Foundation (JBF) brengt daar nu verandering in.

Het onderzoek brengt de mening en oplossingen van profvoetballers over homo-acceptatie in het betaalde voetbal in kaart. De respons op de enquête is overweldigend; maar liefst vierhonderd profspelers hebben gereageerd.

Grofweg twee derde van de respondenten speelt in de eerste divisie en een derde in de eredivisie. De profs in de Nederlandse competities zijn ontzettend jong; maar liefst 60% is jonger dan 24 jaar. Bijna 18% bezit de niet-Nederlandse nationaliteit. En om het demografische beeld compleet te maken; 35% van de respondenten rekent zich tot een ‘geloofsrichting’.

Ruim tachtig procent vindt dat het voor een homoseksuele speler heel moeilijk is om in het
Nederlandse betaalde voetbal uit de kast te komen. De spelers geven dan ook een onvoldoende op de vraag hoe gastvrij het betaalde voetbal voor homo’s is: gemiddeld een 4,4. Ruim tweederde van alle spelers vindt het klimaat zelfs zeer ongastvrij en gesloten. Ruim 70% van de respondenten zegt er geen enkel probleem mee te hebben als één van de teamgenoten bekend zou maken dat hij homo is.

De voetballers zien wel degelijk mogelijkheden om het klimaat te verbeteren. Met name de reactie van de fans en de machocultuur op en rond de velden zijn volgens hen de belangrijkste boosdoeners. De spelers benoemen ook de rol van de landelijke media als het gaat om dit issue; 32% meent dat de landelijke aandacht een coming-out bemoeilijkt.
Lange tijd werd aangenomen dat de grote financiële belangen de homo-onvriendelijkheid bepalen. Een klein percentage van de spelers ziet het mogelijke verlies van marktwaarde (7%) en de sponsorbelangen van de club (3%) als oorzaak voor de homofobie. De geloofsrichting die sommige spelers aanhangen heeft volgens de spelers wel een zekere invloed op het voortbestaan van homofobie (17%).

VVCS-voorzitter Danny Hesp is geenzins verrast door de uitkomsten. “Dat uit de kast komen in het betaald voetbal zeer moeilijk is had ik wel verwacht. De machocultuur, de reacties van fans en landelijke aandacht zorgen voor een moeilijk te nemen blokkade. Naar aanleiding van mijn gesprekken met spelersgroepen over dit onderwerp had ik niet verwacht dat de machocultuur op één zou staan. Spelers vertonen tijdens dit soort gesprekken weinig machogedrag. Positief is dat 70% van de spelers een homoseksuele collega zonder problemen zou accepteren. Het zou goed zijn als met ons ook de clubs hun steentje bijdragen aan verbetering van het klimaat”.

Projectmedewerker Huub ter Haar (JBF) is blij met de resultaten, omdat het onderzoek volgens hem aantoont dat de factoren, die de acceptatie belemmeren, positief te beïnvloeden zijn. “De spelers zelf hebben weinig problemen met homoseksualiteit; zij geven aan dat met name de cultuur rond de wedstrijden moet verbeteren. Clubs kunnen daar een belangrijke rol in vervullen, onder meer door het onderwerp bespreekbaar te maken. Helaas geven bijna alle clubs op dit punt nog niet thuis”, aldus Ter Haar.

Het onderzoek weerlegt tevens de bewering dat er geen homoseksuele profvoetballers actief zijn op de Nederlandse velden. Hoe onzichtbaar ze nu nog zijn; een aanzienlijk aantal respondenten zegt een collega te kennen die homo- of biseksueel is.