Interview met Davy Pröpper

28 april 2014

Technisch hoogbegaafd, maar mentaal kwetsbaar, zo luidde steevast het oordeel over Davy Pröpper. Nu, na twee verloren jaren, is hij bij Vitesse eindelijk tot volle wasdom gekomen. Zijn belangrijkste les: schijt hebben aan de wereld. ‘Niet iedereen kan nu eenmaal een groot fan van je zijn.’

‘Soms hè’, dan sta ik er echt van te kijken hoe goed het nu allemaal gaat’, biecht Davy Pröpper ergens halverwege het gesprek op. Natuurlijk, hij wist ook wel dat-ie een begenadigd talent was. Dat was hem al zo vaak door mensen op het hart gedrukt. ‘Maar als je twee jaar nauwelijks speelt, ga je toch twijfelen of ze het niet verkeerd hebben gezien. Ik kwam in een negatieve cirkel terecht. Die heb ik weten te doorbreken. Daarom geniet ik er met volle teugen van dat het nu zo goed gaat. Hebben die mensen toch altijd gelijk gehad.’

Davy Pröpper straalt weer als nooit tevoren. De 22-jarige middenvelder van Vitesse is een onbetwiste basisspeler in het keurkorps van Peter Bosz, de trainer die hem qua loopvermogen al vergeleek met topspelers uit de Premier League. Volgens de oefenmeester koppelt Pröpper loopvermogen aan techniek en spelintelligentie. En daarin staat Bosz niet alleen. Vorig jaar riep bondscoach Louis van Gaal hem op voor de oefeninterlands van het Nederlands elftal tegen Colombia en Japan. Kortom, het kan niet beter met de geboren Arnhemmer.

Maar voordat het zover was legde Pröpper een lange weg af, vol hobbels en kuilen. Als verlegen, introverte jongen botste zijn karakter met de snelle, harde voetbalwereld. Steeds vaker sloeg bij hem de twijfel toe. Blessures, trainers die het niet in hem zagen zitten en persoonlijke worstelingen zorgden er voor dat de échte Davy Pröpper, een fijnbesnaarde technicus met een rechterbeen om te zoenen, lang voor de buitenwereld verscholen bleef. Maar ziedaar, sinds deze zomer is Pröpper, die vanwege zijn rustige karakter door zijn ploeggenoten ‘Rusti’ wordt genoemd, als herboren. Niemand die hem nog wat maakt. Lachend: ‘Ja, een nieuwe trainer, een ander systeem, en de wereld ziet er plotseling heel anders uit.’ 

Je hebt enorm veel talent, maar het lijkt soms wel of je dat zelf moeilijk kunt geloven.
‘Dat klopt wel ja, al ben ik daar wel een beetje overheen gegroeid. Het loopt nu lekker, dat scheelt natuurlijk een hoop. Maar toen ik op de bank zat en soms alleen maar in de laatste minuut werd ingebracht, ging het knagen. Steeds vaker eigenlijk. Dan ga je jezelf afvragen: hoe kan dat nou? Ben ik niet goed genoeg? Mijn broertje Robin, die bij De Graafschap speelt, heeft dat totaal niet. Mijn jongste broertje Mike, eveneens spelend bij de Graafschap, ook niet eigenlijk. Het is dus geen familietrekje. Het is echt iets van mij. Maar zoals gezegd, ik vind wel dat ik er inmiddels beter mee om kan gaan.’

Hoe heb je dat geleerd?
‘Ik heb vorig jaar bij een sportpsycholoog gelopen, dat heeft me enorm geholpen. Niet alleen op voetbalgebied, maar ook in het dagelijkse leven. Gewoon, het sociale gebeuren zeg maar. Het is moeilijk uit te leggen hoe die sessies verlopen, maar het komt er op neer dat je vertelt wat je dwars zit en daar ga je mee aan de slag. Wat doet het bijvoorbeeld met je als je door supporters wordt uitgefloten? Ik heb de neiging me dat erg aan te trekken. Maar door de sessies bij de sportpsycholoog heb ik geleerd daar niets mee te doen, er populair gezegd schijt aan te hebben wat men van je vindt. Heel veel mensen zitten in het stadion omdat ze een uitlaatklep nodig hebben. Dat moet je in je achterhoofd houden. En niet iedereen kan nou eenmaal een groot fan van je zijn. Er zullen altijd mensen zijn die het niet in je zien zitten. Oké, dat kan. Als je dat eenmaal inziet, kan er eigenlijk niets gebeuren. Op die manier kan ik kritiek veel beter van mijn schouders af laten glijden.’

Je hebt eerder al eens een communicatietrainer bezocht. Had die dezelfde boodschap?
‘Nou, bij haar ging het meer om zaken naast het voetbal. Mijn moeder kende haar via haar werk. Ik ben verlegen van aard en had moeite me in een vreemde groep te begeven. Ik wilde me meer kunnen uiten, zonder bang te zijn wat de reacties daarop zouden zijn. Zij heeft me toen als oefening eens in een onbekende groep van twintig man gezet. Dat heb ik als heel waardevol ervaren. Ik leerde dat je dingen soms gewoon moet laten gebeuren.’

Hoe ging dat toen je voor het eerst bij het Nederlands Elftal kwam? Lijkt me ook best spannend.
‘Ook daarvoor gold: ik heb het allemaal gewoon maar laten gebeuren. Ik weet nog goed dat mijn vriendin me afzette bij hotel Huis ter Duin. Ik was nog niet uitgestapt of er kwamen allerlei cameraploegen op me af. Dat had ik nog nooit meegemaakt. Maar goed, die journalisten stellen wat vragen en die beantwoord je dan. Moeilijker moet je het ook niet maken. Ik vond het wel leuk eigenlijk.’

En wat gebeurt er als je door die draaideur van Huis ter Duin bent gestapt?
‘Dan ga je naar je kamer en daarna komt iedereen naar beneden. Daar werd ik voorgesteld aan de groep. Maar een paar jongens kende ik al van Vitesse en Jong Oranje. En meneer Van Gaal kwam op me over als een heel aardige man. Hij vertelde me waarom hij me had geselecteerd en wat-ie van me verwachtte. Daarna ga je al snel trainen. Dat is vertrouwd terrein hè, al worden de oefeningen in passen en trappen en het positiespel in een veel hoger tempo afgewerkt dan ik gewend was. Er worden ook veel minder snel fouten gemaakt. Lijkt me ook logisch als je kijkt bij welke club iedereen speelt. Gelukkig is het positiespel een sterk punt van me en kon ik prima meekomen. Ik kijk er gewoon met ontzettend veel plezier op terug. Nee, het is niet zo dat ik bij Oranje aan die oefening met die twintig onbekende mensen heb teruggedacht. Het ging eigenlijk vanzelf allemaal.’

Welke stappen moet je nog maken om regelmatiger geselecteerd te worden voor Oranje?
‘Ik moet heel veel gaan spelen. En blíjven spelen nu. Ik ben in vier jaar tot bijna honderd wedstrijden in de eredivisie gekomen. Dat is niet slecht. Maar het hadden er ook veel meer kunnen zijn. Daarom is het nu zaak om ervaring op te doen, fysiek ook nog iets sterker te worden. Dat gaat als het goed is vanzelf zodra je meer speelt. En of het WK er dan voor mij in zit, zal de toekomst uitwijzen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik me daar nog niet echt mee bezig hou of zo. Ik denk nog niet te ver vooruit. Wat ik weet is dat ik de vorige keer ben opgeroepen omdat er afvallers waren. Straks begint de WK-voorbereiding. Ik kan alleen maar hopen dat er dan een plekje is voor mij.’

Je hebt uiteindelijk niet gespeeld tegen Colombia en Japan. Heb je wel je shirts bewaard?
‘Wat dacht jij? Eentje hangt er nu bij mijn ouders. De ander heb ik toegevoegd aan mijn verzameling. Die ligt boven op zolder. Daar zitten wel een paar mooie shirts bij. Eentje van Colombia, van de linksachter. Ik heb nog het shirt liggen van het EK onder 19 en van Jong Oranje. En van Europacupduels met Vitesse. Anzhi bijvoorbeeld. Maar het Oranje-shirt met mijn naam erop vind ik toch wel het mooiste. Het gaat mij om de herinnering die je aan zo’n shirt hebt.’

Pröpper komt uit een goed nest, zoals dat heet. Vader werkt als leraar economie en is in zijn vrije tijd voetbaltrainer. Moeder is accountant. Voetbal speelde altijd een belangrijke rol in het gezin, want ook zijn broertjes spelen bij een profclub, De Graafschap in hun geval. Begonnen als pupil bij VDZ uit Arnhem werd Pröpper op twaalfjarige leeftijd al weggeplukt door Vitesse. Kenners roemden hem al vroeg om zijn techniek. Maar zijn broze karakter oogstte twijfel: was dat wel geschikt voor de harde wereld van het topvoetbal? Niettemin werd Pröpper in 2006, als 16-jarige, gekozen tot Voetballer van het jaar bij de B-junioren. Begin 2010 kwam zijn droom uit: spelen in het GelreDome. Trainer Theo Bos liet hem debuteren in de slotfase van de derby tegen aartsrivaal N.E.C.

Al van jongs af aan laat Pröpper zich begeleidden door de VVCS. Louis Laros is zijn zaakwaarnemer. Het bevalt hem goed. ‘Bij Louis heb ik het beste gevoel. En uiteindelijk draait het allemaal daarom: welk vertrouwen je in iemand hebt.’ Toen Pröpper werd uitgeroepen tot grootste talent van de B-junioren, werd hij haast na elke wedstrijd aangesproken door zaakwaarnemers. ‘Ze hadden de mooiste verhalen en deden me allerlei beloftes. Zou ik nieuwe voetbalschoenen krijgen en zo. Dat gaf me allemaal weinig vertrouwen moet ik zeggen. Wat ik wilde was iets stabiels, niet mensen die me constant op de huid zaten. Ik schakel Louis in als ik dat wil. Verder laat hij me met rust. Dat werkt voor mij perfect.’

Een van de momenten waarop Pröpper met Laros wilde overleggen, was vorige zomer. De middenvelder had al vaker aan Vitesse gevraagd of hij verhuurd kon worden. Telkens wilde de club hem niet laten gaan. Nu was Pröpper het zat. Hij zag voor zichzelf geen toekomst meer bij de club waar hij zoveel meemaakte, van degradatievoetbal tot de komst van eigenaar Merab Jordania en van de trainers Theo Bos tot Fred Rutten. Maar wie er de laatste jaren ook voor de groep stond, keer op keer werd Pröpper gepasseerd ten faveure van buitenlandse huurlingen. Nóg zo’n seizoen zou fnuikend voor zijn ontwikkeling zijn. Hoogste tijd voor crisisberaad.

‘Ik was 21, het was zaak om eens een seizoen lang achter elkaar te spelen. Daar was iedereen het wel over eens. Alleen: waar? Mij maakte dat nog het minste uit. Echt, desnoods was ik in de Jupiler League gaan spelen. Als ik maar weer het plezier kon terugvinden, want dat was helemaal weg. Achteraf had ik misschien eens bij Rutten moeten binnenlopen om te vragen wat er nou de bedoeling van was om mij voor een minuut nog in het veld te brengen. Maar dat zit niet in mijn karakter. Louis Laros zei destijds: je moet doen wat voor jou het beste voelt. We hebben nog met FC Groningen gesproken, maar die kozen voor iemand anders. En uiteindelijk mocht ik van Vitesse niet weg, omdat ik een goeie voorbereiding draaide en Peter Bosz plannen met mij had. Dat zag ik als mijn allerlaatste kans.’

In 2011 meldde Ajax zich bij Vitesse, ze wilden je graag naar Amsterdam halen. Heb je weleens gedacht hoe je carrière dan zou zijn gelopen?
‘Nee, niet echt eigenlijk. Ik was jong, speelde veel en Vitesse ging niet akkoord met het bod van Ajax, dus ik heb het snel van me afgezet. Ik heb nooit gedacht: had ik dat nou maar gedaan. Amsterdam is ver van huis. Ik ben iemand die het fijn vindt als familie en vrienden dicht bij hem in de buurt zijn.’

Maar is het nou een voordeel of een nadeel dat je als Arnhemmer bij Vitesse speelt?
‘Hmm. Dat vind ik lastig. Ik denk het niet eerlijk gezegd. Je hebt wel krediet bij de supporters. Als je speelt en je doet het goed, vinden supporters dat extra mooi. Maar als het minder loopt, maakt dat niet meer uit en ben je al snel de Kop van Jut. Arnhemmers zijn van nature toch vrij kritisch. Vorig jaar in de wedstrijd tegen Feyenoord werden we door onze eigen fans uitgefloten. Dat deed me toch wel wat.’

Maar dit seizoen kan Pröpper niet kapot in Arnhem. Hij heeft zelfs een eigen fanclub – opgericht door een lid van zijn oude vereniging VDZ – en is naar eigen zeggen bezig aan zijn beste seizoen ooit. ‘Ik voel me weer die voetballer die ik in het eerste jaar was bij Vitesse. Ik ben vrij in mijn hoofd, dat geeft ruimte om gewoon lekker te voetballen.’

Een leven na het voetbal is nog ver weg voor Pröpper, maar hij is niet iemand die het er straks op aan laat komen. In zijn beginjaren als voetballer studeerde hij al eens fysiotherapie en commerciële economie aan de Johan Cruyff University. ‘Ik ben twee keer enthousiast begonnen. Maar uiteindelijk bleek het heel moeilijk te combineren met het voetbal. Ik kon lang niet alle lessen volgen, dat werd me niet echt in dank afgenomen. Wat ik nu doe is een zelfstudie ondernemerschap. Dat kan ik in mijn vrije tijd doen.’

Tekst: Iwan Tol
Foto: Eric Verhoeven