Officiële reactie VVCS op afwijzing van CAO-akkoord door clubs

26 juni 2002

Maandenlang was er onderhandeld over een nieuwe CAO voor het betaald voetbal. De nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst zou per 1 juli 2002 onder meer de door de clubs gevreesde Flexwet uitsluiten. Een delegatie van de spelersorganisaties en de FBO bereikten in mei reeds een akkoord, maar door de afwijzing van de clubs is de CAO – en dus het uitsluiten van de Flexwet op de helling – komen te staan.In een gezamenlijke reactie hebben de spelersorganisaties VVCS en ProProf middels een brief aan de FBO op de afwijzing van de clubs gereageerd.

De spelersorganisaties laten weten verbaasd te zijn over de afwijzing van de clubs. Voorafgaande aan de onderhandelingen was het duidelijk dat bij de clubs de absolute wil bestond om de Flexwet uit te sluiten. Anderzijds lieten de clubs weten dat de financiële ruimte tot een voor de spelers noodzakelijke tegenprestatie beperkt was.

Niettemin toonden de spelersorganisaties begrip en verklaarden zij zich akkoord met dit uitgangspunt.

 

Na een aantal ronden van overleg werd een akkoord tussen de drie delegaties (VVCS en Proprof enerzijds en de FBO anderzijds) bereikt. De spelerorganisaties merken nu op dat, gegeven het in hun ogen magere onderhandelingsresultaat, zij nadrukkelijk begrip hebben getoond voor de beperkte financiële ruimte van de clubs.

Om die reden was het volgens ook duidelijk dat er aan het uiteindelijke akkoord niet zou kunnen worden getornd.

 

Het bereikte akkoord is – naar verluid – door de clubs verworpen vanwege bepalingen over een voetbalinstituut en het minimumloon.

 

De spelersorganisaties zagen het belang in van een voetbalinstituut vanwege het belang van invoering en registratie van een standaard spelerscontract, een bundeling van kennis op arbeidsrechterlijk gebied én de voordelen van een gemeenschappelijke exploitatie van collectieve rechten. Bij dit laatste punt dient vermeld te worden, dat op geen enkele wijze aan individuele rechten van club of speler zou worden getornd.

 

Dat de spelersorganisaties vasthielden aan het minimumloon, om het verschil tussen amateur- en profvoetbal uit te drukken, mag ook geen verbazing wekken.

 

De spelersorganisaties zien concluderend geen enkele aanleiding om de onderhandelingen te heropenen en zijn teleurgesteld dat de delegatie waarmee zij maandenlang onderhandelden blijkbaar niet het volledige vertrouwen van de clubs genoot. Er rest hen niets anders dan de reactie van de clubs af te wachten.